Ga naar hoofdinhoud

Verwevenheid dankzij paters en prinsen

Norbertijnen

Lang voordat er in de Antwerpse Kempen sprake was van de familie de Merode, vestigden de norbertijnen zich in de streek. In 1130 werd de abdij van Tongerlo gesticht, 2 jaar later volgde die van Averbode. De oprichting van deze 2 abdijen zou van groot belang worden voor de streek. De paters norbertijnen zetten zich vanaf het begin in voor de samenleving. Ze zorgden voor onderwijs en deden aan zielenzorg in de parochies die ze onder hun hoede hadden. De vele pastoriewoningen herinneren aan deze bloeiende tijd. Typische voorbeelden vind je in Oevel, Eindhout en Houtvenne.

De komst van de norbertijnen zou ook het landschap sterk beïnvloeden. Gronden werden ontgonnen voor landbouw, op de Hagelandse heuvels werd aan wijnbouw gedaan. Op de Voortberg in Testelt, ook wel eens Wijngaardberg genoemd, vind je nog relicten van de terrassen voor de wijnstronken van de abdij van Averbode.

Een zelfvoorzienende levensstijl was dan ook één van de pijlers voor de abdijgemeenschappen. Ze verwierven meerdere hoeven en landerijen die ze zelf uitbaatten met hun talrijke lekenbroeders, maar ook met de hulp van de lokale bevolking.

Vandaag zijn deze twee abdijsites nog steeds de moeite om te bezoeken. Omwille van het erfgoed, maar ook omwille van de dynamiek en de interactie met de samenleving die je er nog steeds voelt.

900 jaar norbertijnen

Zowel de abdij van Averbode als de norbertijnen van Tongerlo zijn gewaardeerde partners in Landschapspark de Merode. In 2021 vierde de orde haar 900-jarig bestaan. Meer info hierover vind je bij onze projecten.

De Merodes

Pas in de 15de eeuw deden ook de Merodes hun intrede. Door te trouwen met één van de dochters van de toenmalige plaatselijke heer van Wezemael, maar vooral na een lange juridische strijd, werd Jan II de Merode in 1488 heer van Westerlo. Het was het begin van een lange Merode-heerschappij over de streek. Nog steeds woont er een nazaat in het kasteel de Merode. In 2004 verkochten de familie wel het grootste deel van hun gronden aan de Vlaamse overheid, onder de voorwaarde dat het gebied als één geheel bewaard zou blijven. Het kasteel van Jeanne de Merode is vandaag het gemeentehuis van Westerlo.

Gedurende de voorbije 6 eeuwen drukte de familie de Merode hun stempel op het gebied. Zo zijn de vele lanen en dreven die ze lieten aanleggen zeer typisch. De bekendste voorbeelden zijn de Bistdreef en de Beeltjensdreef. Het hoeft niet te verbazen dat het ook wel eens serieus botste tussen de kerk en de adel. Een getuige daarvan is de vreemde bocht in de Boerenkrijglaan aan het Hof van Onderwijs in Westerlo. Die laan moest het kasteel verbinden met de abdij van Tongerlo. Maar omdat beide partijen een verschillend idee hadden over waar die precies moest komen, hebben we vandaag een kronkel aan het Hof van Overwijs.

Met bossen, dreven en lanen drukte de familie de Merode haar stempel op de streek

Woeste gronden ontginnen

In de 18de eeuw nam de aanplant van bomen toe, zowel door de Merodefamilie als de norbertijnen. Dat was, onder meer, het gevolg van een regeringsbesluit van de Oostenrijkse Nederlanden, dat stelde dat grootgrondbezitters hun ‘woeste’ gronden moesten ontginnen. Vennen werden drooggelegd en omgezet in akkerland. Ook tal van heidepercelen werden ontgonnen om er landbouwgrond van te maken. Een vergelijking van het landschap op het einde van de 18de eeuw met Lowiskaarten uit de 17de eeuw toont duidelijk aan dat het landschap in die tijd grondig werd veranderd. De aanplant van naaldbomen begon ook toe te nemen. De norbertijnen verkochten het hout als brandstof of hadden het zelf nodig om hun kloostergebouwen te verwarmen en om de bakoven en de brouwketel heet te stoken. Het werd ook gebruikt in de bouw van graanschuren, windmolens, veestallen.

De Franse Revolutie betekende het einde van de abdijen. In 1796 werd het kloosterleven bij wet verboden. De paters werden verdreven en de abdijen verkocht. Na de onafhankelijkheid van België konden zij weliswaar terugkeren en bloeide het abdijleven weer op. Hun gronden waren ze echter voorgoed kwijt.

De familie de Merode had intussen een prominente rol gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd van België. Graaf Frederik de Merode had zelfs zijn leven gegeven voor het vaderland. Als dank schonk België de familie 400 hectare gronden rond Westerlo en Averbode, vaak voormalige eigendommen van de abdijen. Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van België kregen de Merodes in 1930 de titel van prins.

De Merodes zetten de bebossing nog een versnelling hoger. Het nieuwe grafelijke domein werd op korte termijn ingepalmd door naaldbomen. Het hout was gegeerd in de mijnbouw en in de steenbakkerijen. Er werden kaarsrechte wegen aangelegd om het transport te vergemakkelijken. Vennen maakten plaats voor een netwerk van grachten en afwateringskanalen. In het beheer van het gebied kiest men er nu voor om ook de oude typische heidelandschappen en inheemse bomen te herstellen.

<